Tribute by Vincent Klap, spoken at the memorial service for Jean Jacques Peters, February 12, 2012
(English translation forthcoming)
Geachte familie en vrienden van Jacky. Ik condoleer u allen met het overlijden van Jacky. Maar vooral richt ik me tot jou, beste Monique.
Het is spijtig dat wij elkaar hier treffen in plaats van bij mij thuis in Zeeland waar jij, Jacky en ik een vervolg zouden geven aan een genoeglijk diner aan de Franse Rivièra. Een etentje bij de chique auberge Fleurie dat jij en Jacky, Stefaan Ides en mij aanboden tijdens een congres in Nice in de zomer van 2010. Het gastronomisch plezier zouden we voortzetten in de Delta van de lage landen, een streek met misschien minder allure dan de Franse Rivièra, maar voor liefhebbers van dynamische riviermondingen zeker zo opwindend. Ik beken dat ik mij verkneukelde op jullie bezoek, er vanuit gaand dat jullie niet vertrouwd waren met de prachtige locatie van het restaurant van mijn keuze. Een plek langs de Oosterschelde met pal voor de deur het indrukwekkend morfologisch fenomeen van een schelpenbult. Dat gevoegd bij een degelijke keuken en een mooie wijnkaart leek een garantie voor een fijne middag.
Maar de afspraak liep wat vertraging op en in het najaar van 2010 werd bij Jacky het lymfoom geconstateerd en veranderde het perspectief. De afspraak bleef staan, maar Jacky’s strijd tegen het lymfoom eiste veel tijd en energie. Verschillende afspraken die we in 2011 onder voorbehoud maakten, schoven telkens door naar de toekomst. Te ver voor Jacky, zo weten we nu. De uitnodiging voor jou blijft echter staan. Ik hoop dat het er in 2012 toch van komt.
Het liep dus anders dan tien jaar eerder, toen ik als nieuwe medewerker van de Zeeuwse Milieufederatie, professor J.J. Peters en enkele personen van het Havenbedrijf Antwerpen uitnodigde om het ogenschijnlijk waanzinnige idee toe te lichten dat niet de eerdere verruimingen van de vaargeul van de Westerschelde an sich zo slecht waren uitgepakt voor het estuarium, maar de onoordeelkundige wijze waarop de baggerspecie werd gestort. Er was een alternatief denkbaar was de boodschap. Ik was, zoals gezegd, nieuw in het wereldje en mentaal nog vooral de ecologisch onderzoeker die ik tot kort daarvoor was. De stelling was op zijn minst intrigerend. Ik kende de professor niet, maar had wel begrepen dat hij zijn mening niet onder stoelen of banken schoof. Hij had het bestaan gerenommeerde onderzoekers van het Delftse Waterloopkundig Laboratorium tegen de haren in te strijken en had zich min of meer geforceerd in een werkgroep over de Langetermijnvisie Schelde-estuarium gemanoeuvreerd. Een lastig mannetje, werd gezegd. Maar op mijn uitnodiging reageerde hij positief en in maart 2001 ontmoetten wij elkaar voor het eerst bij de ZMF in Goes.
Zoals dat af en toe gaat in het leven, was er meteen een klik. Wat mij betreft kwam dat omdat de professor, die in de wandel Jacky bleek te heten, mij er van overtuigde dat hij vooral wetenschapper was en niet slechts een door het Havenbedrijf ingehuurde deskundige die de blijde boodschap van zijn opdrachtgever kwam verkondigen. Ik heb later van hem begrepen dat ik bij hem een vergelijkbaar gevoel opriep. Waar we vooraf allebei dachten een tegenstander te treffen, bleken we meer geestverwanten door een gedeelde wetenschappelijke interesse in en liefde voor de rivier.
Zoals van een professor verwacht mag worden, sloeg hij al snel aan het doceren en leerde mij allerlei zaken over de dynamiek van rivierbeddingen en die van de Westerschelde in het bijzonder. En mijn nieuwsgierigheid stimuleerde hem. Een punt waarover hij zich enorm kon opwinden was het onvoldoende benutten van historische gegevens om iets over de actuele morfologie van de Westerschelde te leren. Een ander pijnpunt was de wijze waarop ingenieurs met hun strekdammen het estuarium naar de knoppen hielpen. Zijn ergernis daarover was oprecht en aanstekelijk. Ik deed mijn voordeel met zijn zendingsdrang en snoepte bovendien van het andere (Delftse) walletje als lid van de begeleidingsgroep morfologie die de onderzoeken naar de effecten van verdere verruiming van de Westerschelde begeleidde. De opgedane kennis verschafte mij als vertegenwoordiger van de natuurbeweging een positie als deskundige in het bestuurlijke en dus niet-wetenschappelijke vergadercircuit waarin de toekomstplannen voor het estuarium werden uitgestippeld. Omgekeerd bood mijn aanwezigheid in dat vergadercircuit Jacky de mogelijkheid zijn denkbeelden indirect via mij, maar ook direct aan de bestuurders toe te lichten. Er was sprake van een zekere symbiose.
Voor mij was het Schelde-estuarium dagelijks werkonderwerp, voor Jacky niet. Hij verdeelde zijn tijd over de Congo River, de Gironde, de Loire, de Var en de Schelde en schnabbelde verder bij in Mexico en Bolivia en wellicht op nog veel meer plaatsen. Van een frequent contact was dan ook geen sprake. Maar op vragen die ik hem af en toe stelde, ontving ik altijd antwoord.
Nu ik hier sta en het woord heb, wil ik nog één puntje aansnijden, nl. of Jacky natuurbeschermer was? Eventueel stiekem? Die vraag was nooit bij mij opgekomen, maar speelde op toen Monique mij vroeg bij deze plechtigheid te spreken. Ze verklaarde dat Jacky de natuur zó hoog had zitten, dat er minstens iemand uit de natuursector het woord moest voeren.
Tja, was Jacky natuurbeschermer? Wat maakt een natuurbeschermer eigenlijk een natuurbeschermer? Moet je gepassioneerd zijn, of is op de loonlijst staan bij een natuurvereniging voldoende? Of een voorwaarde? In dat geval was ik er onmiskenbaar één en Jacky niet. Maar voor mezelf voldoe ik niet aan het klassieke beeld van een natuurbeschermer, omdat ik te weinig begeesterd ben door de biologie. Mijn klassieke kennis daarvan is gebrekkig. Ik ken wat planten uit het zoute milieu, omdat ik ze bestudeerd heb. Ik ben dol op vis en schaaldieren en ken daardoor wat autochtone soorten. Maar dan toch vooral van de markt. En van de vogels ken ik door jarenlange omgang met echte kenners ten langen leste de bekendste soorten. Je hebt van die mensen die niet alleen alle vogelsoorten kennen die in of van het estuarium leven, maar haast de individuele vogels bij naam. Hun passie fascineert mij, maar is mij vreemd. Vogels zijn leuk, maar zeker niet meer dan de slikken waarop ze fourageren of de geur van het gebied, om maar eens een paar niet-levende dingen te noemen. Ik kom graag bij de Schelde, maar leef er niet op of vlak naast. Ik voel me thuis bij de Scheldenatuur, maar voel geen ware passie voor de biologie ervan. Volgens mij had Jacky ook geen passie voor de natuur in de biologische zin. Hij hechtte simpelweg waarde aan het natuurlijke systeem. Primair uit wetenschappelijke interesse en wellicht uit een diepere overtuiging dat het goed is zulke systemen te behouden, al heeft hij mij daar nooit over verteld. Maar zijn kennis stelde hij in elk geval ruimhartig beschikbaar aan mij om er, als ingehuurde natuurbeschermer, in mijn werk van te profiteren. Dat beschouwend is het misschien wel zo dat Jacky inderdaad een stiekeme en bovendien onbezoldigde natuurbeschermer was. Wat mij betreft is dat een groot compliment.
Vincent Klap
Senior beleidsmedewerker provincie Zeeland en eindredacteur zeeuwslandschap